Het orgel in de Evangelisch-Lutherse Kerk te Den Haag
Het orgel van de Evangelisch-Lutherse Kerk werd in 1762 gebouwd door Johann Heinrich Hartmann Bätz met gebruik van laden, pijpwerk en balgen uit het voormalige orgel. In de 18e eeuw volgden herstelwerkzaamheden door G.T. Bätz en Andries Wolfferts en in 1824 wat uitgebreider door J. Bätz. In 1837 voerde J. Bätz een dipositiewijziging door waarbij vrijwel een kwart van het registerbestand werd vervangen of gewijzigd. J.F. Witte was het die in 1891 nieuwe frontpijpen plaatste en de dubbelkoren van de Prestanten 8 voet van Hoofdwerk en Rugpositief verwijderde.
In 1921 plaatste A. Bik het Zwelwerk achter het orgel, pneumatisch gevoed vanuit de cancellen van het Bovenwerk en het Pedaal. Tevens plaatste hij een nieuwe Sesquialter op het Rugwerk. In 1948 wijzigde Bik de dispositie van het Bovenwerk en breidde deze uit met twee registers op een pneumatisch lade.
In 1970 volgde herstelwerk door J. de Koff. In de jaren die daarop volgden werden de eerste restauratieplannen gemaakt. Uiteindelijk werd pas in 1987/88 een begin gemaakt met de restauratie door Flentrop van de pedaalladen en het houten pijpwerk van de Bourdon 16. In 1994/95 kreeg dit een vervolg in de restauratie van het Rugpositief en de plaatsing van een nieuwe Sexquialter, opnieuw door Flentrop.
In 2007 heeft Flentrop de windladen van het Hoofdwerk en het Bovenwerk gerestaureerd. De in 1948 op pneumatische lade bijgeplaatste Octaaf 4 en Scherp III werden losgekoppeld van het Bovenwerk. De Octaaf 4 kreeg een plaats in het Zwelwerk; de Scherp maakte plaats voor een gebruikte Basson-Hobo 8 uit de bouwtijd van het Zwelwerk. De windvoorziening van het Zwelwerk is geheel zelfstandig gemaakt, los van het Bätz-deel van het orgel. De tractuur van het Zwelwerk werd geëlektrificeerd, de registertractuur vanaf de registertrekkers, de speeltractuur via contacten onder de ventielkasten van Bovenwerk- en Pedaalladen. Op het Bovenwerk werd de Nasard 2 2/3 (Bik, 1948) vervangen door nieuw pijpwerk in factuur van J. Bätz
De orgelkassen zijn hersteld, waarbij scheuren in de grotere ornamenten zijn gerestaureerd. De kas werd geheel in de was gezet. Ook de klaviatuur (toetsbeleg) werd gerestaureerd. Er werd een nieuw pedaalklavier in Bätz-stijl gemaakt, met toevoeging van de toetsen cis1 en d1 die verbonden zijn aan de pedaalkoppel.
De pneumatische tremulant van het Hoofdwerk (Bik, 20e eeuw) werd vervangen door een klassieke opliggende tremulant. De windvoorziening werd hersteld. De winddruk die vermoedelijk in 1921 is verhoogd naar 87 mm, werd verlaagd naar de in het werk van Bätz meer aannemelijke druk van 78 mm. De afwerking van klank werd verzorgd met terughoudendheid en respect voor de zo karakteristieke klank van het Bätz-orgel.
Bron: orgelnieuws.nl
Hoofdwerk:
Manuaal 2 Bourdon 16' Prestant 8' Roerfluit 8' Quintadeen 8' Octaaf 4' Nagthoorn 4' Quint 3' Octaaf 2' Woudfluit 2' Mixtuur VI-VIII Cornet IV disc. Fagot 16' Trompet 8' Trompet 4' Tremulant |
Rugwerk:
Manuaal 1 Prestant 8' Holpyp 8' Octaaf 4' Fluit 4' Octaaf 2' Flageolet 1' Sesquialter II disc. Mixtuur III-IV Dulciaan 8' Tremulant |
Bovenwerk:
Manuaal 3 Prestant 8' Baarpyp 8' Quintadeen 8' Roorfluit 4' Nasart 3' Fluit 2' Schalmy 8' Vox Humana 8' Tremulant Zwelwerk: Manuaal 3 Holpyp 8' Dolce 8' Viola di Gamba 8' Vox Celeste 8' vanaf c Octaaf 4' Fluit Harmonique 4' Woudfluit 2' Hobo 8' Tremulant Pedaal Zwelwerk: Subbas 16' Bourdon 8' Violoncel 8' |
Pedaal:
Prestant 16' Bourdon 16' Prestant 8' Roorquint 6' Octaaf 4' Bazuin 16' Trompet 8' Trombone 4' Speelhulpen: Coppeling Onderclavier (HW-RW) bas/disc. Coppeling Bovenclavier (HW-BW) bas/disc. Coppeling Pedaal (Ped-HW) Combinatie Bovenklavier en Pedaal (Ped-ZW) Zweltrede Zwelwerk Transpositeur Zwelwerk (verlegt de klank een octaaf omhoog) Manuaalomvang: C-c3 (lade Zwelwerk C-c4) Pedaalomvang: C-d1 (sprekend tot c1) Toonhoogte: a1=435 Hz Stemming: gelijkzwevend |
Foto's: Jan de Rooij