Het orgel in de Grote of Sint Nicolaaskerk van Vollenhove
Het orgel van de Grote of Sint Nicolaaskerk te Vollenhove werd in 1686 gebouwd door Apollonius Bosch, “Beroemt Orgel-maker te Amsterdam”, aldus een gedenkbord in de kerk. Het instrument bestond uit hoofdwerk, rugwerk en aangehangen pedaal.
Het orgel is uniek qua vormgeving, beeldhouwwerk, de kleuren van de kassen en het pijpwerk. Daarnaast is dit orgel het enige door Apollonius Bosch gebouwde orgel waarvan behalve de pijpen ook de kassen, twee laden en een deel van de tractuur bewaard gebleven zijn. In het werk van Bosch zijn invloeden waarneembaar uit de Zuidelijke Nederlanden, zoals in de opbouw en indeling van het front, het pijpwerk en verschillende registers die verdeeld zijn in bas/discant.
In 1720 werden belangrijke wijzigingen aangebracht door Franz Caspar Schnitger, gevolgd door werkzaamheden van Albertus Anthoni Hinsz (1730/31), Vitus Wigleb (1747), Heinrich Hermann Freytag (1808), Albertus van Gruisen (1819) en Johann Heinrich Holtgräve (1840). De Kamper orgelmaker Jan van Loo voegde in 1860 een vrij pedaal toe en voorzag het orgel van twee pedaaltorens aan beide zijden van de hoofdwerkkas.
Door de jaren heen zijn enkele dispositiewijzigingen aangebracht. In 1977 werd door de Gebr. Van Vulpen te Utrecht een omvangrijke restauratie uitgevoerd, met als uitgangspunt de situatie van 1720 (na de werkzaamheden van Schnitger), maar met handhaving van de pedaaluitbreiding van Van Loo. Ook de oorspronkelijke toonhoogte (een halve toon lager) en kleuren van 1686 werden daarbij hersteld.
Het orgel is uniek qua vormgeving, beeldhouwwerk, de kleuren van de kassen en het pijpwerk. Daarnaast is dit orgel het enige door Apollonius Bosch gebouwde orgel waarvan behalve de pijpen ook de kassen, twee laden en een deel van de tractuur bewaard gebleven zijn. In het werk van Bosch zijn invloeden waarneembaar uit de Zuidelijke Nederlanden, zoals in de opbouw en indeling van het front, het pijpwerk en verschillende registers die verdeeld zijn in bas/discant.
In 1720 werden belangrijke wijzigingen aangebracht door Franz Caspar Schnitger, gevolgd door werkzaamheden van Albertus Anthoni Hinsz (1730/31), Vitus Wigleb (1747), Heinrich Hermann Freytag (1808), Albertus van Gruisen (1819) en Johann Heinrich Holtgräve (1840). De Kamper orgelmaker Jan van Loo voegde in 1860 een vrij pedaal toe en voorzag het orgel van twee pedaaltorens aan beide zijden van de hoofdwerkkas.
Door de jaren heen zijn enkele dispositiewijzigingen aangebracht. In 1977 werd door de Gebr. Van Vulpen te Utrecht een omvangrijke restauratie uitgevoerd, met als uitgangspunt de situatie van 1720 (na de werkzaamheden van Schnitger), maar met handhaving van de pedaaluitbreiding van Van Loo. Ook de oorspronkelijke toonhoogte (een halve toon lager) en kleuren van 1686 werden daarbij hersteld.
Manuaalomvang: C-c’’’
Pedaalomvang: C-d’ Toonhoogte: a’ = 415 Hz / ais’ = 440 Hz Stemming: Werckmeister I |